Eens een keer iets anders dan theoretische verhandelingen en beschouwingen.
Zo nu en dan worden er ook gedichten ‘ingeblazen’.
Hieronder een tekst die ik heb geschreven naar aanleiding van een schilderij.
Flarden van de morgen scheuren zich uit hun cocon
Over het vlakke land blaast de ochtendbries
kille ademtocht raakt de tere appelhuid
nog maar een vage hint van wat komen gaat
Verwaaid onder de stille dauw wacht de boomgaard
Tijd is rekbaar als seizoenen die elkaar betasten
Het bronzen najaar dat zich mateloos voortsleept
Dwars door dorre twijgen die vlokken schudden
Ze is alleen. Een ranke gedaante in het landschap
Haar wangen gloeien, rode blos ontmoet de eerste zon
De wereld komt in beweging, draait om eigen as
dolle mengeling van oergeluiden, donkere tonen
In de werveling ontmoet je jezelf, ben je één
Met waar je vandaan kwam en waar je heen gaat
Zo dichtbij de stilte ervaar je natuurlijk evenwicht
Zie hoe de chaos komt en deemoedig voorbij gaat
Blootsvoets baant ze zich een weg door de velden
Koperen ontluiking smeert zich uit over de ochtend
Voor het eerst in vrede met de rauwe aarde
Opent ze zich voor de storm die door haar lijf raast